7 | VERBINDING IN ZORG EN WELZIJN

Bas Timman

Lid bestuur Jeugdzorg Nederland

Cathalijne Dortmans

Wethouder Jeugd, Onderwijs en Gezondheid, gemeente Helmond, voorzitter commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs Vereniging Nederlandse Gemeenten

IS ER TOEKOMST VOOR DE

JEUGDZORG BIJ DE GEMEENTEN?

VERBINDING IN ZORG EN WELZIJN

Bas Timman

Lid bestuur Jeugdzorg Nederland

Cathalijne Dortmans

Wethouder Jeugd, Onderwijs en Gezondheid, gemeente Helmond, voorzitter commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs Vereniging Nederlandse Gemeenten

IS ER TOEKOMST VOOR DE

JEUGDZORG BIJ DE GEMEENTEN?

Krantenkoppen en media-uitingen zijn overwegend negatief over de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten vanaf 2015. Wij zijn vanuit onze praktijk- en beleidservaring positiever gestemd. Bij het zoeken naar een duurzaam toekomstperspectief is het belangrijk om eens naar het verleden te kijken. Want: ‘Als je het verleden niet kent, kun je het heden niet begrijpen en de toekomst niet vormgeven’ (H. Kohl 1995).

erug in de tijd
Volgens de Canon Zorg voor de jeugd Nederland (Nederlands Jeugd Instituut, 2013) begon de jeugdzorg al in 1491 met de oprichting van het eerste weeshuis. In die tijd was de lokale overheid actief op het gebied van de jeugdzorg. De burgemeester en schepenen trokken zich actief het lot van verweesde kinderen aan. Veel hollandse steden benoemden speciale ‘weesmeesters’ en menig stadhuis kreeg een ‘weeskamer’ (R. Clarijs 2013). Deze kamers vormden de jeugdzorginstellingen ‘avant la lettre’ waarmee de lokale overheden zorgdroegen voor het toezicht op minderjarige (half)wezen. Het ging hierbij niet alleen om het beheer van bezittingen maar men bekommerde zich ook om het lichamelijk en geestelijk welzijn van de wezen. Toen was er nog geen sprake van verkokering van beleid: de armen- en wezenzorg gingen hand in hand.

Schijn van staatsopvoeding voorkomen
Als we een aantal sprongen in de tijd maken zien we dat gegoede burgers en fabrikanten tijdens de Industriële Revolutie zich zorgen gaan maken over verwaarloosde en criminele jeugdigen. Voor een deel kwam dit voort uit oprechte bezorgdheid en voor een deel vooral uit eigenbelang, opdat er voldoende gezonde jonge arbeidskrachten zouden zijn. Eind negentiende eeuw volgt, mede onder druk van de publieke opinie, een uitgebreide landelijke wetgeving op het gebied van onderwijs en kinderarbeid. Wie kent niet het ‘Kinderwetje’ van Van Houten van 1874? Hierna voert de landelijke overheid een hele reeks kinderwetten in die bepalend zijn voor de Jeugdzorg zoals we die nu kennen (P. Hilte, 2023). Zo kunnen ouders uit de ouderlijke macht worden gezet of onder toezicht worden gesteld. Opvallend bij deze wetgeving is dat de rijksoverheid zich expliciet niet bezighoudt met de uitvoering. Deze wordt nadrukkelijk neergelegd bij particuliere katholieke of protestantse organisaties. De schijn van staatsopvoeding moest te allen tijde worden voorkomen.

Cathalijne Dortmans

“Het is historisch uniek dat alle betrokkenen nu samenwerken om de zorg voor onze jeugd te verbeteren”

“Het is historisch uniek dat alle betrokkenen nu samenwerken om de zorg voor onze jeugd te verbeteren”

Aanhoudend beleidsfalen
Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw kennen we dan ook een jeugdzorg waarbij het particuliere initiatief van jeugdzorginstellingen dominant is, de rijksoverheid via wetgeving de kaders bepaalt en de gemeenten ‘buitenspel staan’. Daarna zijn er verschillende wetten door de rijksoverheid ingevoerd om de jeugdzorg te verbeteren, en lagere overheden verantwoordelijk te maken voor de sturing. De Wet op de Jeugdhulpverlening (1989) legde de regie bij de provincies; de Wet op de Jeugdzorg (2005) introduceerde een centrale toegang via het Bureau Jeugdzorg en in de Jeugdwet (2015) werd zowel het beleid als de regie teruggelegd bij de gemeenten.

Recent heeft Sharon Stellaard in haar proefschrift (Boemerangbeleid, 2023) de beleidsontwikkelingen van de afgelopen 35 jaar onderzocht en geanalyseerd. Zij spreekt van een ‘aanhoudende beleidstragiek’. Volgens Stellaard leidt de bekommernis om uitvoeringsproblemen in het hier en nu tot het missen van de eerdere oorzaken van het beleidsfalen. Stellaard maakt haarfijn inzichtelijk dat opeenvolgende wetten om de jeugdzorg te verbeteren nog te weinig effect hebben gehad. Helaas geeft zij geen inzicht in het toekomstperspectief van de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg bij de gemeenten.

Bas Timman

“Want alleen met elkaar en in samenhang met andere domeinen kunnen we de toekomst van de jeugdzorg verder vormgeven”

“Want alleen met elkaar en in samenhang met andere domeinen kunnen we de toekomst van de jeugdzorg verder vormgeven”

Hervormingsagenda Jeugd (2023-2028)
De scepsis over de beleidsvoornemens en afspraken van de in juni van dit jaar vastgestelde Hervormingsagenda Jeugd is dan ook aanzienlijk. Vanuit historisch perspectief is het echter uniek dat alle actoren nu gezamenlijk optrekken om de zorg voor onze jeugd te verbeteren. Gemeenten, het rijk, de zorgaanbieders, beroeps- en cliëntenorganisaties hebben een gezamenlijke langjarige agenda opgesteld om de zorg voor de jeugd in samenhang te hervormen zonder nieuwe, grote stelselwijziging. De Hervormingsagenda gaat nog steeds uit van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de Jeugdwet. In de uitvoering zullen wel veranderingen worden doorgevoerd, bijvoorbeeld het standaardiseren van contracten voor alle gemeenten en het uniformeren van de zogeheten ‘toegang’ bij gemeenten. Ook maakt een Kwaliteitsagenda deel uit van de Hervormingsagenda en komt er een uitwerking van de vormen van jeugdzorg die op regionaal niveau – in een vast samenwerkingsverband van gemeenten – moeten worden ingekocht en georganiseerd.

Samenhangend sociaal beleid
Gemeenten zijn sinds 2015 verantwoordelijk voor het gehele sociale domein: armoedebeleid en schuldhulpverlening, het handhaven van de leerplicht, de jeugdzorg, het ontwikkelen van een goede sociale basis voor alle inwoners en de voorzieningen vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning. Regelmatig komen problemen bij kinderen en jongeren aan de oppervlakte via een beroep op jeugdzorg, terwijl er in een gezin andere oorzaken aan ten grondslag liggen. Te denken valt aan schulden of psychische en verslavingsproblemen van ouders. Omdat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het sociale domein in brede zin en omdat de lokale overheid het dichtst bij haar inwoners staat, kunnen de werkelijke problemen het best daar worden aangepakt.

Impuls voor nieuwe koers
Kan de jeugdzorg anders en de organisatie ervan beter? Jazeker. En met de Hervormingsagenda is daaraan in onze optiek een goede impuls gegeven. Daarnaast laat de geschiedenis zien dat het rijk of de provincies het niet per se beter hebben gedaan of zouden kunnen doen. Met de Hervormingsagenda is ons in ieder geval een grote stelselwijziging bespaard gebleven, die veel tijd en energie zou hebben gekost. De betrokken partijen gaan samen met de uitvoering van de Hervormingsagenda aan de slag. Want alleen met elkaar en in samenhang met andere domeinen kunnen we de toekomst van de jeugdzorg verder vormgeven.

Bronnen:
Kohl, H. Citaat uit Bondsdagtoespraak 1 juni 1995. Citaten.net
Van der Wiel, K. (2013). Canon zorg voor de jeugd. Nederlands Jeugd Instituut.
Clarijs, R. (2013). Van lieverlede Jeugdformaat. Zorg voor jeugdigen in Haaglanden vanaf de twaalfde eeuw. Uitgeverij SWP.
Hilte, P. (2023). Kinderen Buiten Spel. Historia Scripta.
Stellaard, S. (2023). Boemerang Beleid. Over aanhoudende tragiek in passend onderwijs- en jeugdzorgbeleid. Boombestuurskunde.

VERBINDING IN ZORG EN WELZIJN

VERBINDING IN ZORG EN WELZIJN

VORIG ARTIKEL
VAN ZORGLANDSCHAP NAAR SOCIALE BASIS

VOLGEND ARTIKEL
VERTROUWEN IN DE OVERHEID